Bandhas, Nadis en Chakras

Bandha betekent gevangenschap, samenvoegen, boeien of vastpakken. Het is ook een houding waarin bepaalde organen of lichaamsdelen worden samen genomen en onder beheersing gebracht.

Nadis zijn buisvormig kanalen in het lichaam waar energie doorheen vloeit.

Chakras zijn energiewielen of energieschijven. Als energie wordt opgewekt, zijn transformatoren, geleiders, zekeringen, schakelaars en geïsoleerde draden nodig om de kracht naar zijn bestemming te voeren; als het niet op deze manier gebeurt, is de elektriciteit dodelijk. Als de yogi prana door zijn lichaam laat stromen door middel van de beoefening van pranayama, heeft hij bandhas nodig om verkwisting van energie te voorkomen en de energie naar de juiste gebieden te voeren zonder op andere plaatsen schade te veroorzaken. Zonder de bandhas is prana dodelijk.

De drie belangrijkste bandhas in verband met pranayama zijn:

  1. Jalandhara Bandha

Jala betekent net, web, traliewerk of maas. Bij deze bandha worden de nek en de keel samengenomen en rust de kin in het kuiltje tussen de sleutelbeenderen aan de bovenkant van het borstbeen. Deze bandha wordt geleerd tijdens het beoefenen van Sarvangasana en de cycli van Sarvangasana, want ook hierbij wordt de kin tegen het borstbeen gedrukt. Deze bandha reguleert de bloed- en pranastroom naar het hart, de klieren in de nek en het hoofd, met inbegrip van de hersenen. Als pranayama wordt uitgevoerd zonder de Jalandhara Bandha, wordt onmiddellijk druk gevoeld op het hart, achter de oogballen en in de oorholte, terwijl duizelingen in het hoofd optreden. Deze bandha is noodzakelijk voor de drie processen van pranayama: puraka (inademing), rechaka (uitademing) en kumbhaka (vasthouden).

  1. Uddiyana Bandha

Uddiyana betekent opvliegen, omhoog vliegen. Bij deze bandha verloopt het proces als volgt: het middenrif wordt hoog in de borstkas opgetild en de buikorganen worden in de richting van de rug, naar de wervelkolom toe, gebracht. Prana wordt door deze bandha gedwongen om door de sushumna nadi om hoog te gaan, de sushumna nadi is het voornaamste kanaal waar zenuwenergie doorheen wordt gevoerd en bevindt zich binnen de merudanda (wervelkolom). Deze bandha wordt als de beste beschouwd. Door constante beoefening van deze bandha kan men weer jong worden. Deze bandha mag alleen uitgevoerd worden tijdens het interval tussen volledige uitademing en nieuwe inademing, als de ademhaling opgeschort is. Het is een goede oefening voor het middenrif en de buikorganen. De holte die ontstaat door het omhoog brengen van het middenrif zorgt voor een lichte massage van de hartspieren, waarbij het hart geactiveerd wordt. Deze bandha mag nooit uitgevoerd worden tijdens het interval tussen volledige inademing en het begin van de uitademing, waarin de adem wordt vastgehouden; in dat geval komen het hart en het middenrif onder druk te staan en puilen de ogen uit.

  1. Mula Bandha

Mula betekent wortel, bron, oorsprong of oorzaak, basis of grondslag. Mula bandha betreft het gebied tussen de anus en het scrotum. Door dit gebied samen te nemen gaat Apana Vayu ( de prana in de onderbuik), dat oorspronkelijk omlaag stroomt, nu omhoog stromen om zich te verenigen met de Prana Vayu, waarvan de zetel zich in de borstkas bevindt. Mula bandha moet eerst tijdens antara kumbhaka (vasthouden van de adem na inademing) beoefend worden. Het gebied van de onderbuik tussen de navel en de anus wordt samengenomen in de richting van de wervelkolom en omhoog gebracht in de richting van het middenrif. Tijdens Uddiyana bandha wordt het hele gebied van de anus tot aan het middenrif en zelfs tot het borstbeen naar achteren gebracht in de richting van de wervelkolom en omhoog geheven. Maar bij Mula bandha wordt de hele onderbuik tussen de anus en navel  samengenomen, naar achteren in richting van de wervelkolom en naar boven in de richting van het middenrif gebracht. Oefening in het samennemen van de anale sluitspieren (de Ashvini Mudra) helpt bij het aanleren van Mula bandha.

 

Door het beoefenen van deze bandhas worden de 16 adharas gesloten. Adhara (betekent ondersteuning, een edel deel. De 16 adharas zijn: de duimen, enkels, knieën, dijen, voorhuid, geslachtsorganen, navel, het hart, de nek, keel, het gehemelte, de neus, het punt tussen de wenkbrauwen, het voorhoofd, hoofd en Brahmarandra (de opening in de hoofdkruin, één van de openingen waardoor de ziel het lichaam bij het sterven verlaat). Er is ernstig gevaar verbonden aan het zelf leren en het verkeerd uitvoeren van de bandhas zonder het persoonlijke toezicht van een ervaren Guru of leermeester.  

Als de yogi de drie bandhas beheerst, bevindt hij zich op een tweesprong in zijn bestaan. De ene weg leidt tot bhoga ofwel het genieten van werelds vermaak; de andere leidt tot yoga ofwel vereniging met God. De aantrekkingskracht van wereld plezier is groot. De yogi voelt zich echter meer aangetrokken tot de Schepper van dat plezier. De zintuigen openen zich naar buiten en worden daarom aangetrokken door dingen: het pad van bhoga. Als de richting van de zintuigen veranderd wordt, zodat ze zich naar binnen keren, volgen ze het pad van yoga. De zintuigen van de yogi keren zich af van de buitenwereld om de Schepper, de bron van alle schepping, te ontmoeten. Als de leerling de drie bandhas heeft aangeleerd is de begeleiding door een Guru het meest noodzakelijk; onder goede leiding wordt de toegenomen kracht om de seksuele energie te beheersen gesublimeerd en op hogere en nobelere doelen gericht. De beoefenaar wordt dan een urdvaretus (urdva=omhoog; retus= zaad) ofwel iemand die een celibatair leven leidt en zijn seksuele kracht niet verspilt. Hierdoor verkrijgt hij morele en spirituele kracht. De kracht binnenin hem zal naar buiten stralen als de zon.

Tijdens de beoefening van Mula bandha tracht de yogi de ware bron of mula van de hele schepping te bereiken. Zijn doel is de volledige beteugeling of bandha van de chitta (verstand) die de geest (manas), de rede (buddhi) en het ego (ahamkara) omvatten.

Nadis

Het menselijk lichaam is op zichzelf een miniatuurheelal. Hatha is samengesteld uit de lettergrepen ‘ha’ en ‘tha’, die respectievelijk de zon en de maan betekenen. De zonne- en maanenergie stromen door de twee voornaamste nadis, Pingala en Ida, deze starten respectievelijk bij het rechter en het linker neusgat en lopen naar de basis van de wervelkolom. Pingala is de nadi van de zon, terwijl Ida de nadi van de maan is. Tussen hen in ligt de Sushumna, de nadi van vuur. Sushumna Nadi is het voornaamste kanaal voor de stroom van zenuwenergie en ligt binnen de merudanda of wervelkolom.  Pingala en Ida kruisen elkaar en ook de Sushumna op verschillende plaatsen. Deze kruisingen worden chakras of wielen genoemd en reguleren het mechanisme van het lichaam zoals vliegwielen een machine reguleren.

Chakras

De voornaamste chakras zijn:

  1. Muladhara Chakra, dat in het bekkengebied boven de anus ligt (mula=wortel, oorzaak, bron; adhara=ondersteuning of edel deel) ;
  2. Svadhistana Chakra, boven de voortplantingsorganen (sva=levenskracht, ziel; adhisthana=zetel of verblijf);
  3. Manipuraka Chakra, dat is de navel (manipura=navel)
  4. Anahata Chakra, in de hartstreek (annahata=hart);
  5. Vishuddha Chakra, in het gebied van het strottenhoofd (vishuddha=zuiver);
  6. Ajna Chakra, tussen de wenkbrauwen (ajna=bevel);
  7. Sahasrara Chakra, dat de duizendbladige lotus genoemd wordt, in de hersenholte.

Onze zintuigen en ons bewustzijn nemen alle wezens waar als gescheiden fysieke entiteiten. Wij zijn echter allemaal onderling afhankelijke wezens in een multidimensionaal systeem waarin alles met alles samenhangt. Ieder mens is een geïndividualiseerd microkosmisch energiesysteem. Dit systeem weerspiegelt het macrokosmische systeem en staat ermee in wisselwerking. Om te begrijpen op welke manier we met dit universum verbonden zijn, zullen we al het leven moeten leren zien als energietrillingen. Uit stromen of golven van energietrillingen komen alle materiële vormen voort; hoe lager de frequentie, hoe dichter de vorm. Er is voortdurend een complex universeel energiesysteem aan het werk en het is dit systeem dat het leven schept en in stand houdt. Het energetische krachtveld dat alle energetische vormen voedt, is zowel uitgestrekt als constant. Alle energiestromen komen voort uit dit krachtveld, bevatten het en keren ernaar terug. Energie gaat nooit verloren, zo luidt de wet van behoud van energie uit de natuurkunde. Energie wordt slechts van de ene vorm in de andere omgezet.

Ieder van ons heeft naast een fysiek lichaam ook een subtiel lichaam. Het subtiele lichaam bestaat uit de levenskracht die het fysieke lichaam bezielt. Hier zetelt onze geest. In het subtiele lichaam ervaren wij onze ideeën, emoties, gevoelens en dromen. De netwerken in het subtiele lichaam zijn kanalen voor de universele levensenergie.

Elke gedachte, elke emotie is een energiestroom. Zodra wij beseffen dat al onze gedachten en emoties invloed uitoefenen op de energetische balans van ons wezen, beginnen we ook in te zien hoe belangrijk het is om inzicht te verwerven in de feitelijke werking van onze geest en emoties. We kunnen dan van daaruit gaan werken aan het veranderen van onze manier van functioneren indien de bestaande manier niet in het beste belang is van onszelf en anderen – want in feite zijn ‘wij’ en ‘anderen’ en dus ook onze belangen niet te scheiden.   

Het woord ‘chakra’ komt uit het Sanskriet en betekent ‘energiewiel of energieschijf’. De term omvat tevens de notie van een draaiende of spinnende beweging, evenals van het transformatieproces waarin psychofysieke energie wordt omgezet in spirituele energie. Wanneer spirituele energie in het lichaam wordt gewekt, leidt dat tot transformaties in bewustzijn en fysiologische veranderingen. De chakras spelen een integrale rol in dit fijnstoffelijke energetische proces. Ze fungeren als transformerende energiecentra – energietransformatoren – in het systeem van onze fijnstoffelijke energieën. Ze vormen een integraal onderdeel van de interface tussen de universele energie, ofwel puur bewustzijn, en het individuele bewustzijn.

Chakras zijn geen entiteiten op zichzelf, maar veeleer reservoirs of draaikolken van prana. Prana is de vitale levenskrachtenergie zonder welke het fysieke lichaam niet zou kunnen functioneren.

De chakras kunnen niet als fysieke entiteiten gezien worden. Door hun koppelingen met bepaalde elementen, organen en functies oefenen ze niettemin een grote invloed op het fysieke lichaam uit. Behalve een sleutelrol in ons lichamelijk functioneren, spelen de chakras een cruciale rol in de belichaming van spirituele energie op het fysieke bestaansniveau. Als zodanig zijn ze essentieel voor de regulering van de verschillende bewustzijnstoestanden en cruciaal voor het harmonische evenwicht tussen de energieën in heel ons wezen.

 

Kundalini en de chakras

Centraal op het pad van yoga staan oefeningen om de slapende spirituele energie in de mens te wekken en die door de chakras te laten opstijgen of opklimmen, met als uiteindelijke doel het bereiken van Zelfrealisatie. Deze slapende spirituele energie wordt Kundalini of Kundalini-Shakti genoemd. Shakti is de benaming voor het dynamische, scheppende principe van het universum. Zij is de spiritualiserende energie of kracht die sluimerend aanwezig is in de mens en gewekt kan worden door specifieke en systematische spiritueel gerichte oefeningen. Gezien vanuit het perspectief van een individuele spiritueel zoekende, gaat het om een pad naar verlichting, bevrijding of Zelfrealisatie. In het Sanskriet is Kundalini de vrouwelijke vorm van ‘kandal’  hetgeen opgerold of ring betekent. De betekenis van Kundalini is ‘zij die opgerold ligt’. Kundalini wordt voorgesteld als Shakti (macht) in de vorm van een slang en als het dynamische vrouwelijke aspect van Shiva, die puur bewustzijn is.

Wanneer Kundalini ontwaakt – gewoonlijk na een lange periode van voorbereidende oefeningen -, staat ze op uit haar slaaptoestand aan de basis van de Muladhara chakra (eerste chakra). Daarna stijgt ze door de andere chakras, waarbij ze de chakras op haar weg omhoog doorboort en inert maakt. De chakras vervullen een essentiële functie in het transformeren van psychofysieke energie in spirituele energie. Dit is het pad van Kundalini-Shakti dat leidt naar het spiritueel ontwaken in Zelfrealisatie.

Het menselijk energiesysteem

Het subtiele energiesysteem van de mens omvat de volgende dimensies of aspecten:

  • De subtiele lichamen – de koshas of omhulsels;
  • De aura;
  • De nadis of pranakanalen ( prana is de levenskracht of levensenergie)
  • De chakras of subtiele centra van levensenergie.

 

De vijf Koshas

Het menselijk lichaam bestaat niet alleen uit het buitenste niveau of buitenste laag/omhulsel, maar bestaat tegelijkertijd ook op vijf niveaus, koshas of bewustzijnsomhulsels:

  1. Annamaya kosha: het ‘materiële omhulsel’ ofwel het ‘omhulsel gemaakt van voedsel’- het cellulaire lichaam. Met de steun van prana, de levenskracht of vitale levensenergie, vormt dit element het fundament van het fysieke lichaam. Alle materiële elementen van het stoffelijke lichaam worden gecreëerd door prana, maar ontwikkeld door voedsel.
  2. Pranamaya kosha: het ‘omhulsel dat bestaat uit de levenskracht’ of het ‘omhulsel van vitale lucht’ (prana). Dit is het bio-energetische veld rond het fysieke lichaam. Het onderhoudt het individuele bewustzijn en alle geestelijke, bovenbewuste en psychische energie. De levenskracht in het cellulaire lichaam wordt door prana in stand gehouden door middel van voedsel en de adem. In dit omhulsel (het etherisch lichaam genoemd) ligt het chakrastelsel. Alle andere omhulsels doordringen dit omhulsel en worden derhalve door de erin gelokaliseerde chakras beïnvloed.
  3. Manomaya kosha: het ‘omhulsel gevormd door het denken’. Dit is de laag van de ‘lagere geest’, die alle zintuiglijke informatie verwerkt. Het wordt ook het astrale of emotionele lichaam genoemd. Prana houdt ook de vitaliteit in dit lichaam in stand door middel van de chemische ingrediënten die door het ‘omhulsel gemaakt van voedsel’ zijn geprepareerd en die onze stemmingen, emoties en gevoelens in het individuele bewustzijn scheppen. Deze stemmingen, emoties en gevoelens in wisselwerking met het individuele bewustzijn geven ieder mens een typerend karakter.
  4. Vijnanamaya kosha: het ‘omhulsel gevormd door intelligentie’ of het ‘kennisomhulsel’. Het staat ook bekend als het mentale lichaam. Dit omhulsel is de zetel van de ‘hogere geest’ of het intellect en het ‘ik-bewustzijn’ of ego (ahamkara). Het betreft hier kennis die boven de zintuiglijke input uitstijgt en tot begrip en wijsheid voert. In het individuele bewustzijn zijn het intellect en het ego gebonden aan de tijd en nemen ze waar volgens de opeenvolging van verleden, heden en toekomst. In deze wisselwerking tussen intellect en ego geeft het denken boodschappen van de zintuiglijke wereld door aan het intellect, dat alles opgeslagen heeft wat in het verleden gebeurd is en op grond daarvan toekomstige mogelijkheden projecteert. Het intellect is zich bewust van de zogenaamde ‘positieve’ en ‘negatieve’ aspecten van alles wat door het denken wordt aangeboden.
  5. Anandamaya kosha: het ‘omhulsel gevormd door genade’ of het ‘gelukzaligheidsomhulsel’, het staat ook bekend als het causale of spirituele lichaam. Dit is het energieveld door middel waarvan we ons, als individu, verbinden met de ultieme werkelijkheid – het eeuwige Zelf. Het Zelf is het zuivere Bewustzijn in het individuele bewustzijn. Het is intrinsiek gelukzalig en transcendeert ego, tijd en intellect. Het Zelf blijft onaangeraakt door de geneugten en de pijn van het voorbijgaande bestaan en blijft in ananda (gelukzaligheid) verkeren in zijn eigen omhulsel, terwijl het tegelijkertijd de vijf omhulsels transcendeert. Het Zelf is het non-duale Kosmische Bewustzijn – het Ene Bewustzijn van alles wat is. In deze non-dualiteit bestaat geen scheiding tussen het Zelf en de ‘ander’ – alles is Eén.

Elk van de omhulsels bezit zijn typische fundamentele trillingsfrequentie. Het etherisch lichaam, dat het dichtst bij het fysieke of stoffelijke lichaam ligt, trilt met de laagste frequentie. Het astrale/emotionele en het mentale lichaam hebben een hogere frequentie en het causale/spirituele lichaam heeft de hoogste frequentie van alle.

Elk van de vijf omhulsels bestaat en functioneert in andere dimensies. Dat betekent nog niet dat ze los van elkaar staan – ze vormen in elkaar grijpende delen van een organisch geheel. Prana is de essentiële energie die de verbinding tussen de subtiele en de materiële/stoffelijke niveaus van het menselijk organisme mogelijk maakt. Prana activeert alle systemen in het lichaam en helpt ze samenwerken als dat nodig is. Elk omhulsel wordt in stand gehouden door het type prana dat voor die dimensie nodig en passend is.